De arbeidskosten bestaan uit loonkosten en kosten voor inhuur van externen. Het BBV schrijft voor dat arbeidskosten, verbonden aan de uitvoering van programma’s en investeringsprojecten, direct daaraan moeten worden toegerekend. In het BBV wordt dit aangeduid als “primair proces”. De arbeidskosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van het primair proces, aangeduid als “overhead”, dienen toegerekend te worden aan het Overzicht Overhead. Het gevolg van deze BBV-werkwijze is dat geen inzicht bestaat in het totaal van de arbeidskosten en de richtlijnen die hierop van toepassing zijn. Deze paragraaf voorziet in de behoefte aan een totaalinzicht in onze arbeidskosten.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de samenstelling en de omvang van de benodigde arbeidskosten, bestaande uit:
- Loonkosten voor de formatie van de provincie Utrecht;
- Loonkosten voor medewerkers in dienst van de provincie welke worden gedekt vanuit materiële budgetten;
- Kosten voor de inhuur van externen;
- Ontvangsten detacheringen en UWV.
De wijze van registreren, sturen en rapporteren is volop in beweging. Dit komt enerzijds voort uit de behoefte van
Provinciale Staten om meer inzicht te krijgen in de personele samenstelling en de inzet van externe inhuur,
anderzijds om onze arbeidscapaciteit beter te laten aansluiten op onze leidende sturingsprincipes. De provincie
ontwikkelt zich tot een opgavegerichte organisatie die de eigen ambities verbindt en realiseert met de omgeving.
Onderdeel van de ontwikkeling naar opgavegericht werken is het scherp inzichtelijk hebben van de benodigde
arbeidskosten om het provinciale doel te bereiken.